zaterdag 30 mei 2015

Zij was van mijn leeftijd


Zij was van mijn leeftijd..

Paul van Vliet hield ons die avond bezig

zijn liedjes en grappen vulden het vertrek

Blauwe lampen flitsen tegen de gevels

het was uit met de pret

 

De kruising ver buiten de stad gelegen

noemde op in de donkere nacht

Verwrongen staal, en heel veel glas

 flitslichten en veel geschreeuw

Paniek, pijn  en bloed

 

Ik zag haar liggen, heel erg stil

haar  rok, eens blauw gekleurd

was nu met straatvuil en bloed besmeurd

Zij was van mijn leeftijd, zo geschat

het verkeersgeweld  had  aan haar nog jonge leven

een eind gebracht

 

Nog een blik, een stil gebaar

even maar

Het laken dicht, de riemen vast

ging zij wiegend door de kille nacht

 

Haar naam ben ik vergeten

maar bij het passeren van de plaats van weleer

zie ik nog steeds haar bleke gezichtje weer.

 

Hielke Houtsma


Twee oren


Twee oren
de telefoon gaat  de klok slaat zes
buiten is de wereld klein, de mist heel dicht
ik ril nog een beetje en denk aan mijn net verlaten
maar vooral warme bed

zonder blauw en geluid
baant de ambulance  zich door het dichte grijs
we stoppen, de bomen zijn gesloten
de  trein doemt op uit de mist
twee mannen in het blauw wijzen naar recht

meters lijken mijlen mijn hart klopt snel
mijn vingers  klemmen om de baar
de  knokkels van mijn vingers doen pijn
de kiezels knarsen onder mijn voeten

de man in blauw houdt stil
hij wijst naar links
twee dode ogen staren mij aan de rest ontbreekt
Ik kijk om en zie voor de trein twee benen en een romp

ik spreid mijn benen
mijn bevende handen pakken  twee oren
het hoofd is zwaar
zonder emotie volgt de rest
in ziekenhuis spoel ik de rode vegen gedachteloos weg.

 
Hielke Houtsma

Het hoekhuis



Het Hoekhuis


de ochtend was nog jong en stil
straten lagen er nog verlaten bij
de telefoon maakte een einde aan de rust
het was amper vijf minuten rijden

de motor zoemde zacht
in het wit gestoken staarde ik vol met gedachten naar buiten
het huis stond op de hoek
de in blauw gestoken mannen knikten bedroefd
een hoofdknik gericht op de open deur

ik mocht eerst, ik was groot
de trap was stijl en gebogen
aan de leuning  kleefde bloed

daar lag zij naast haar bed gemept
haar hoofd onherkenbaar verminkt
het bloemetjes behang met rode vegen besmuikt

het laken  gespreid,  de riemen vast
de trap was steiler dan ik had gedacht
de straat was stil, een klep valt dicht

de motor zoemt, het hoekhuis verdwijnt
ik kijk naar buiten,  en zie niet het bloed op mijn wit


 
Hielke Houtsma